En dan zomaar lig ik op een zaterdagavond in Zwolle in het
ziekenhuis naar het plafond te staren. Dan rijst toch de vraag: ”Well,how did I
get here?”.
Achteraf gezien begint de route ergens bij die vage
vermoeidheidsklachten van de afgelopen tijd. Daar komt die beschamend slechte
conditie bovenop. En voilà, de eerste stappen zijn gezet.
Op donderdag ben ik in de stad om boodschappen te doen
en wat dingen voor een cadeautje voor vriendin Janine te halen. Ook trakteer ik mijzelf op een nieuwe outfit. Echt grote klachten heb ik niet maar er zijn wat kleine vage lastigheidjes. Ik heb het wisselend koud en warm, wat
klam zweet, een brandend gevoel rond het borstbeen en vooral heb ik last van
een vaag gevoel dat ik niet fit ben.
Eenmaal weer thuis kruip ik op mijn stoel. Even uitrusten,
even bijkomen. Helaas helpt dit niet echt veel. Ik voel me zelfs plots
doodziek worden. Alsof ik een acute aanval van griep heb. Ik doe wat iedereen
met griep doet. Overgeven, een emmer binnen handbereik zetten,het bed in en slapen.
Wanneer ik weer wakker word voel ik me geradbraakt. Maar de
zware misselijkheid is weg en het brandende gevoel een stuk minder.
Vrijdag gaat het alweer een stuk beter al heb ik nog wel
steeds dat zeurende, brandende pijntje en het gevoel dat ik moet herstellen
van een behoorlijke griep.
Zaterdagochtend voel ik me verre van fit. Ik heb heel
onrustig geslapen met veel rare dromen en veelvuldig wakker worden. Dus wanneer de
jongste twee jongens zijn opgehaald door de mensen van de zorgboerderij ga ik snel mijn bed weer in. Geen betere remedie tegen vermoeidheid dan slapen
toch?
Het is geen succes. Nog geen half uur later word ik wakker
van een brandende pijn rond het borstbeen, zo heftig dat ik kotsmisselijk ben van de pijn. Maar net op tijd weet ik de badkamer te bereiken. Mijn eerste
heldere gedachte is: ”Potdikke, ik heb dus wel een griep te pakken.”
Mijn hele lijf voelt zich ellendig, de pijn in de borstkas is nauwelijks nog te harden en er lijkt maar geen eind te komen aan de
misselijkheid en het tot kotsen aan toe hoesten.
Na een half uur wil ik alleen nog maar liggen. In een
wat rustiger moment sleep ik mij terug naar bed. Elke stap koste zoveel
energie dat ik meerdere malen denk aan opgeven en gewoon op de grond gaan
liggen.
Uiteindelijk weet ik het bed te bereiken. Maar nog voor ik
erin lig, zit ik alweer rechtop. Ik moet terug naar de badkamer.
En dus ga ik terug naar de badkamer alwaar alle ellende van voren af aan
begint. Elke beweging doet pijn. En elke pijn maakt me misselijk en laat me tot
overgeven aan toe hoesten. Op een gegeven moment voel ik me zo ellendig dat
ik denk: ”Ik ga hier liggen en ik stop ermee. Laat het leven maar over zijn.”
En terwijl ik dat denk weet ik dat ik direct hulp moet zoeken.
Ik heb mij terug gesleept naar het bed en manlief wakker
gemaakt met de woorden “ik heb nu een dokter nodig”.
Om half een kunnen we bij de huisartsenpost terecht. Het
lijkt onmogelijk maar de weg er naar toe laat me me nog beroerder voelen. Elke
inspanning voelt mijn borstkas alsof hij in de fik staat en elke beweging
lokt een nieuwe niet tegen te houden hoestbui uit.
De huisarts denkt aan acute ontsteking, en de brandende pijn
kan heel goed een gevolg zijn van het vele kokhalzen en overgeven. Het klinkt zeer
aannemelijk. Maar ergens zeurt er iets in mijn hoofd. Het infarct wat mijn
broer begin januari heeft gehad maakt mij angstig. Wat nou als die pijn van
mijn hart komt? Zal er dan toch iets erfelijks spelen? En ik weet ook vrij zeker dat de
pijn er was voor het hoesten. Echt mijn twijfel duidelijk maken lukt niet doordat praten heel moeizaam gaat. Maar
blijkbaar is mijn angst en twijfel toch wel duidelijk en begint er ook bij de
arts twijfel te knagen. Ze besluit me toch even naar de spoedeisende hulp te
sturen.
Op de eerste hulp wordt er bloed afgenomen. De
verpleegkundige vertelt ons dat die uitslagen wel een uurtje op zich laten
wachten en dat ze in die tussentijd wat andere dingen zullen controleren om
mijn grote ongerustheid weg te nemen. Ze sluit me aan op het ECG-apparaat,
maakt een afdruk en schrikt zichtbaar. Snel loopt ze weg. Wanneer ze terugkomt is
dat met een dokter in haar kielzog die vertelt dat er toch iets niet goed is
met het hart, dat er een ambulance is opgeroepen en dat ik zo snel mogelijk
naar Zwolle word overgebracht. Ik krijg een pufje nitro en vooral heel vaak te
horen dat ik mij vooral geen zorgen moet maken omdat alles goed zou komen.
Ook in de ambulance herhaalt zich dit. Dat we met toeters
en bellen rijden is ‘standaard in deze situatie’ ‘niets om je zorgen over te
maken’ en vooral ook ’zodat je snel wordt geholpen en alles helemaal goed komt’
(pas maandag realiseerde ik me dat ik onderweg nog twee pufjes nitro heb gehad
omdat de pijn weer toenam)
Ook in Zwolle gaat alles snel. Er wordt bloed afgenomen, er
wordt een opnamelijst doorgenomen, er worden nog meer plakkers geplakt en
tijdens dit alles komt er iemand in operatiekleding aan om mij mee te nemen
naar de ‘katkamer’. Er wordt verteld wat er allemaal gaat gebeuren en dan slaat de paniek toe. Ik wil vluchten en omdat ik geen kant op kan weet ik maar een
uitweg. Slapen. Helaas, de dotterprocedure wordt uitgevoerd terwijl je bij
bewustzijn bent. Slapen mag wel, maar dan moet je wel zelf in slaap vallen. Ja,
lou loene natuurlijk. Ik heb alles meegemaakt. Van het inbrengen van de
katheter via de vaatspasmen tot het aanbrengen van de stent aan toe. Doodeng
vond ik het, ondanks alle begeleiding, geruststelling en bemoediging.
Het is rond half vijf dat ik vanuit de katkamer naar de observatieruimte
word overgebracht. Er wordt verteld dat ik een hartinfarct heb gehad, dat ik waarschijnlijk donderdag al een kleine heb gehad, dat ik ben gedotterd en dat er een stent is geplaatst. En vooral ook dat ik nu eerst moet gaan uitrusten, een begin maken met herstellen.
Maar ondanks de slaappil
blijft het spoken in mijn hoofd. “What the hell did just happen? How did I get
here?!?!”