Het aanpassen van de dosis van de bètablokker lijkt een
goede zet. Al meteen de volgende dag trek ik in de middag mijn sokken uit. Ik heb
geen koude voeten meer! Ook de extreme vermoeidheid is veel minder. Ik red het
zowaar de dag door te komen zonder middagslaapje.
Ook op het vlak van bewegen ga ik flink vooruit. De afstand
die ik met de hond loop is weer als vanouds en het tempo gaat omhoog.
Donderdagmiddag stap ik zelfs weer even op de fiets. Jongste
is nu toch echt uit zijn fiets gegroeid en mag een nieuwe uitzoeken. En zelf ben
ik ook wel aan een ander exemplaar toe. Gelukkig zit de fietsenwinkel lekker
dichtbij zodat het een prima oefenritje is.
Terwijl jongste samen met manlief fietsen bekijkt en keurt
rust ik lekker uit in een van de comfortabele stoelen die ze hebben staan.
Wanneer jongste zijn keuze heeft gemaakt ben ik aan de beurt. Na verteld te
hebben wat ik zoek blijven er al snel nog twee fietsen over om een proefritje
op te maken. Ook mijn keuze is al snel gemaakt.
Op vrijdag lijkt het erop dat ik mijn eigen kunnen de dag
ervoor toch iets heb overschat. Vandaag vraagt mijn lijf namelijk wel om een
dutje. Maar dat zou ook kunnen komen doordat manlief mij dropt bij de supermarkt
om helemaal zelf boodschappen in het karretje te gaan gooien.
Nooit eerder heb ik mij beseft dat dat zo’n inspannende bezigheid
is. Want wanneer mijn karretje vol is, is mijn puf volledig op. Gelukkig is manlief
al weer in de buurt zodat hij de boodschappen bij de kassa kan uitladen, inpakken
en daarna in de auto zetten.
Tijdens mijn dutje wordt er gebeld dat jongste en ik
diezelfde avond al onze nieuwe fietsen kunnen ophalen in plaats van op zaterdag.
Blije eien als we zijn stappen we meteen na het eten op onze oude barrels om ze
om te ruilen voor onze o zo stoere, comfortabele, superhandige, prachtig
glimmende nieuwe fietsen.
De zaterdag begin ik blijmoedig weer aan mijn bewegingsopbouw.
Ik wandel met de hond, rust wat uit en stap op mijn fonkelnieuwe fiets naar het
winkelcentrum. De terugweg heb ik behoorlijk wind tegen. Ik lig bij thuiskomst
dan ook bijna op apegapen.
Ik krijg het gevoel dat ik mijzelf een beetje overvraagd heb
en stap maar weer in bed voor een slaapje. Wanneer ik weer wakker wordt weet ik
dat er iets anders (mee)speelt. Mijn darmen liggen dwars. En niet een klein
beetje, nee, alle doorgang lijkt geblokkeerd. En dat doet zeer.
De volgende dag is er nog niet veel veranderd. De pijn is onverminderd
aanwezig. Ook de vermoeidheid is dubbel en dwars terug. En ik baal. Ik baal stevig.
Het voelt alsof ik weer helemaal terug bij af ben. Alsof alle bewegingsarbeid
die ik heb verzet voor niks is geweest. Alsof ik niet beter mag worden.
Op maandagmorgen stap ik dan ook met zeer frisse tegenzin
het ziekenhuis binnen voor de intake van de revalidatie en de fietstest. Ik
weet niet of ik hier wel zin in heb. Of ik al die moeite wil doen. Of het
überhaupt wat gaat opleveren.
Maar al tijdens het gesprek realiseer ik me dat ik niet wil opgeven
voor ik goed en wel begonnen ben. En dat ik psychisch verre van lekker in mijn
vel zit door wat er allemaal gebeurd is maar dat dat geen uitweg kan vinden,
dat de klap nog moet komen. En dat ik vooral boos ben dat ook dit nog op mijn
bord terecht is gekomen. En ook dat ik dit traject niet alleen aan mezelf
verplicht ben, maar ook aan man en kinderen. Die willen ook heel erg graag dat
ik er zo goed mogelijk boven op kom. En aangezien ik niet dood ben, kan dat. Ik
kan herstellen. Ik kan nog heel lang gaan genieten. Maar dan moet ik er nu werk
van maken en energie in stoppen.
p.s. de fietstest was veel minder erg dan verwacht.
Komt ie weer!!! XXX
BeantwoordenVerwijderen