Op zaal begint het ziekenhuisleven te kabbelen. Na het eten
ga ik eindelijk zeer uitgebreid douchen (netjes op een douchestoel hoor).
Wanneer ik terug kom op zaal liggen de medeliggers allemaal tv te kijken. Zelf heb
ik nog steeds geen afstandsbediening omdat ik tot nu toe veel te moe was om
naar een schermpje te gaan liggen staren. Dit is de eerste keer dat ik het een
soort van mis. Maar tegelijkertijd heeft het douchen veel energie gekost en is
het slimmer dat ik even een dutje ga doen voor het bezoekuur weer begint.
Tijdens het bezoekuur laat ik mijn oudste zonen een
afstandsbediening en vers fruit halen zodat ik na het bezoekuur even kan kassie
loeren. Maar lang kan ik mij niet concentreren dus mooi op tijd sluit ik mijn
ogen voor een redelijke nacht slaap.
De dinsdag kabbelt rustig door. Buiten een verpleegkundige met
een folder over de hartrevalidatie en een hartecho gebeurt er weinig rond uw
persoontje, al wordt er voorzichtig op gezinspeeld dat u de volgende dag naar
huis mag.
Op zaal wisselen twee dames het ziekenhuis in voor hun eigen
huis. De lege plekken die ze achter laten worden in de loop van de dag
ingenomen door twee heren.
Zo sukkelt de dag een beetje door. En het begint te
beklemmen. Het ritme wat net niet mijn ritme is. Het net niet vrijuit kunnen
bewegen. Het continu in de gaten worden gehouden. Het gebrek aan privacy. Het
niet onbeschaafd in mijn blote kont in bed kunnen liggen. Het misschien morgen
naar huis mogen heeft de heimwee wakker gemaakt. Eerst deze dag maar weer door.
In de middag komt mijn huisarts even aanwaaien. Hij blijkt
enorm aangedaan door mijn zeer onverwachte hartinfarct. We praten even kort
over wat er is gedaan en wat er nog gedaan moet worden al zal dat vast niet
veel zijn want volgens zijn overzicht ga ik de volgende dag naar huis. Wanneer de
huisarts al op de hoogte is gebracht is de kans dat ik niet naar huis mag wel
heel klein. Goed nieuws dus.
In de avond maakt de hele zaal zich al op tijd op om naar
bed te gaan. Maar helaas komt er een flinke kink in de kabel. Een van uw
zaalgenoten heeft flinke medische aandacht nodig. En dankzij een onwillige
arts-assistent moet dit allemaal gewoon op zaal. Zelfs wanneer de nood zo hoog
is dat de familie wordt opgeroepen om te waken mag de man niet overgebracht
worden naar een andere afdeling. Natuurlijk wens ik de patiƫnt het allerbeste
toe maar ondertussen wil ik toch echt weleens mijn bed in. En dat dan liever
zonder de twaalfkoppige familie van de medepatiƫnt.
De andere verpleegkundigen die late dienst draaien op de
afdeling maken in de gauwigheid een afgedankt kamertje in gereedheid zodat de
man, zijn familie en wij op zaal toch nog een soort van rust hebben. Maar voor
allen geldt dat het nog lang onrustig blijft.
De volgende ochtend ben ik verbaasd dat ik toch nog wat
blijk te hebben geslapen. En er is goed nieuws. De zaalgenoot met wie het zo
slecht ging is enorm opgeknapt en komt weer terug naar zaal. Dat is prettig
wakker worden!
De rest van de ochtend verloopt alweer behoorlijk rommelig.
De arts is al vroeg aan bed maar de vraag of ik naar huis mag blijkt toch net
iets minder eenvoudig te beantwoorden dan ik had gehoopt. Het blijkt dat er
wordt gewacht op bloeduitslagen omdat ik nog geregeld verhoging heb. Punt is
alleen dat er al anderhalve dag geen bloed meer is geprikt. De verpleegster
gooit al haar regelneverij in de strijd en binnen het kwartier staat er een
prikploeg aan mijn bed. Na een dik uur wordt duidelijk dat naar huis mag bellen
want ook al zijn de uitslagen nog niet binnen mag ik gewoon naar huis. Mocht er
toch iets van een infectie zijn zal er via de huisarts actie worden ondernomen.
Dat is niet tegen dovemansoren. Ik mag naar huis. Ik mag in
mijn eigen bed slapen. Ik krijg rust! En ik ben zielsgelukkig.
En inmiddels vast al heerlijk die schade in gehaald.
BeantwoordenVerwijderendat lukt heel aardig!
Verwijderen