donderdag 25 februari 2021

#wot deel 8, 2021

 

Soms bekruipt mij het gevoel dat ik een beetje anders ben dan meeste mensen. En soms weet ik het zeker. In een tijd waarin zeer veel mensen zich helemaal overgeven aan wandelen of het maken van een ommetje probeer ik dat juist te voorkomen.

Ik houd best wel van wandelen. Ik mag graag een stukje gaan lopen met de hond. Lekker even naar het bos. Even de toerist uithangen in eigen omgeving of even uitwaaien tussen de weilanden rond het hier dichtbij gelegen kanaal. Maar nu even niet. Het is mij te druk.

 

Wat ik namelijk het allerlekkerste aan een rondje lopen is het gevoel van helemaal alleen op de wereld zijn. Even alleen mijn hond en ik en verder niets of niemand. Hooguit een voorbijganger of iemands rug in de verte. Het ultieme moment om mijn hoofd leeg te maken. Gewoon een beetje in gedachten verzonken door sjokken.

Ik neem ook bijna nooit iemand mee op dit soort wandelingen. Een tijdje wel gedaan maar later alleen als ik het idee had dat een van de kinderen behoefte had aan een beetje één op één tijd, maar anders had ik liever dat ze thuis bleven.

 

Kortom, ik ben geen sociale wandelaar. Hoewel ik zeker wel behoefte heb aan sociaal contact en ik wandelen erg prettig vind zie ik mezelf deze twee niet combineren. Dat is ook de reden dat ik ondanks veel getwijfel nooit ben meegegaan aan het wekelijkse wandelen van het buurthuis. Of meegegaan ben met een stadswandeling. Of diverse wandeltochten hier in de omgeving. En dat terwijl ik in een prachtige omgeving woon, ik best graag meer zou willen weten over de mooie stad waar ik woon en ik een soort van sociaal contact in de wijk ook best zou willen.

En soms vind ik dat best dom van mezelf. Waar is mijn innerlijke Pipi? Waarom geef ik het geen kans? Hoe erg kan zoiets nou zijn?

 

Dus heb ik besloten het sociaal wandelen een kans te geven. Aanstaande zondag wandel ik met manlief mee aan de Smaakwandeling hier in Meppel. Al moet ik toegeven dat de lekkere hapjes onderweg zeker hebben meegespeeld in de beslissing om de 5000 stappenroute te gaan volgen.

 

 

zondag 21 februari 2021

#wot deel 6, 2021

 

Al een paar keer eerder vertelde ik dat ik enorm veel van taal hou. Taal is zo ontzettend veelzijdig. Je kunt er verhalen mee maken. Het verwoordt emoties. Het geeft aanwijzingen. Het onderwijst. Het vermaakt. En dat alles met een alfabet en wat spellingsregels.

Iets wat taal mij ook brengt zijn herinneringen. Sommige zinnen zijn zo enorm verbonden aan mensen of gebeurtenissen dat ze meteen een herinnering boven brengen.

 

IJs en weder = 1) het vaste voorbehoud waaronder men hardrijderijen op schaatsen enz. uitschrijft 2) Als alles goed gaat 3) Als alles blijft zoals het nu is.

 

De uitspraak ‘IJs en weder dienende’ is voor mij onlosmakelijk verbonden aan mijn oma. Je kon geen afspraak met haar maken of het voorbehoud van ijs en weer werd gemaakt.

Als jong meisje vond ik dat verwarrend. ‘Wat nou ijs? Het is hartje zomer!’. Pas later ging ik begrijpen dat het haar vervanging was voor het in sommige kringen zeer veel gebruikte ‘Deo Volente’. Het was haar kleine rebellie tegen religie, verworden tot een vaste uitspraak.

Ze had er meer. Sommige opvallend, andere wat gewoner. Een soort Pavlovreactie op een opmerking of vraag. Zo herinner ik me duidelijk dat ze altijd hetzelfde antwoord gaf als je vroeg of ze een kopje koffie wilde, of thee, of iets lekkers bij de warme drank. Standaard zij ze dan :”Als ik u niet ontrijf.”.

Hoewel ik de strekking van de uitspraak wel begreep snapte ik niet wat ze zei. En ook nu snap ik het nog niet helemaal. Wat is nou eigenlijk iemand ontrijven? Is dat hetzelfde als grieven?

Ik pakte er het online woordenboek eens bij. Die bieden vaak uitkomst in deze zaken. Het woord ‘ontrijven’ zelf komt niet naar boven. Wel het woord ontrieven. De betekenis daarvan lijkt wel wat op wat ik altijd dacht dat de strekking van haar zin was.

Maar zou mijn oma dat dan altijd fout hebben gezegd. Waarom zou ze dat doen? Oma was misschien niet hoogopgeleid of geletterd maar haar taalgebruik was altijd onberispelijk. Zelfs als het wat minder net was gebruikte ze altijd de juiste woorden en benamingen. Zo’n fout lijkt me niets voor haar.

 

Ik zocht online eens verder en kreeg zowaar het juiste woord onder ogen. Een paar maal in oud Nederlandse gedichten en een paar maal in een woordenboek. Een Nederduitsch woordenboek.

Dat brengt me nog meer in verwarring. Zo ver ik weet is mijn oma een geboren en getogen Haarlemse, net zo als haar ouders. Hoe komt ze dan aan zo’n Nederduitsch dialect woord?

 

Terwijl ik de informatie zit te overdenken dwalen mijn gedachten over dat Nederduitsch. Er is iets met dat woord. Het klinkt bekend. Het is niet nieuw voor me maar waar ken ik het dan van? Zou het ooit eens met lessen Nederlands zijn benoemd? Of juist met Literatuur Duits? Nee, het voelt anders bekend. Meer met mijzelf en mijn achtergrond verbonden.

En dan weet ik het plots. Mijn oma was Nederduitsch Hervormd gedoopt. Hoewel ik nooit de nuanceverschillen tussen de verschillende hervormde kerken heb begrepen wist ik wel dat dit een bijzonderheid was. Ze benadrukte het namelijk altijd als iemand vroeg of ze Hervormd was opgevoed.

Bijzonder voor een vrouw die niets had met religie en kerken. Het leek er zelfs een beetje op of ze daardoor een beetje afstand kon nemen van de gangbare kerkgangers. Alsof het haar een beetje meer bijzonder maakte, ietwat apart.

 

Dat klinkt wel heel erg als mijn oma. Een liefdevolle, heel gewone vrouw die maar wat trots was op haar eigenaardigheden en daar, bewust of onbewust, graag een beetje mee pronkte. Bijvoorbeeld door het gebruik van die rare zin: “als ik u niet ontrijf.”

woensdag 17 februari 2021

#wot deel 5, 2021

 

Lijstje = 1) Kleine tabel 2) Opsomming 3) Catalogus 4) Deel van een raam 5) Deel van een schilderij 6) Formulier 7) Houten rand 8) Index 9) Kader

 

Hoewel de agenda zo goed als leeg is vind ik dat ik heel veel te doen heb. Of eigenlijk wil ik vooral heel veel doen. Nou ja, ik vind dat ik een aantal dingen moet willen doen. Of zoiets. En wat ik dan precies zou willen, moeten of zou moeten willen doen is mezelf niet helemaal duidelijk.

 

Het is momenteel chaos in mijn hoofd. Allerlei gedachten en gevoelens buitelen door elkaar heen. Dat heb ik vaker en meestal gaat het na een tijdje wel weer over.  Dan vinden al die woorden, beelden en emoties hun plekje en ruimt de boel zich vanzelf weer op. Alleen heb ik bijna nooit het geduld te wachten tot het zover is. Daarom ben ik vaak op zoek geweest naar middelen om de chaos inmijn hoofd te ordenen. Een van de methodes die ik uit probeerde was het maken van lijstjes.

 

Over het algemeen is het maken van lijstjes iets wat ik graag doe. Het geeft me het gevoel dat ik alles onder controle heb als ik bezig ben met in kaart brengen wat ik moet doen, wat daarvoor nodig is en wanneer dat dan klaar moet zijn. Ik ben niet voor niets zo’n groot liefhebber van onze familiekalender.

Helaas heeft het een averechte uitwerking op chaos in mijn hoofd. Dan is het maken van een lijstje eerder een belemmering omdat er continu dingen moeten worden veranderd aan het lijstje. Steeds opnieuw popt er iets op mijn hoofd wat eigenlijk meer prioriteit heeft dan wat er al op de lijst staat. In plaats van orde scheppen brengt het enkel meer chaos en onrust.

 

Zoals altijd is er maar een echte remedie tegen de puinhoop in mijn hoofd. Gewoon over me heen laten komen en gewoon doorgaan met ademhalen. Niet teveel nadenken en piekeren. Niet teveel willen oplossen. Dat komt wel als de tijd er rijp voor is. Zolang er chaos heerst is het nog niet zo ver.



woensdag 3 februari 2021

#wot deel 4, 2021

 

Vertier = 1) Afleiding 2) Amusement 3) Beweeglijke drukte 4) Bezigheid 5) Het doen van leuke dingen 6) Levendigheid 7) Ontspanning 8) Pret 9) Vermaak.

 

Vorige week popte in mijn facebookherinneringen een foto van een sjaaltje op. Ik herinner me het sjaaltje nog goed. Het was het eerst tunische haakwerk wat ik voltooide. Ik was er enorm trots op. Het was namelijk een mooi licht, soepel en toch heerlijk warm sjaaltje geworden. Perfect voor de vriendin die ik ervoor in gedachten had. Ik vond het sjaaltje zelfs zo goed gelukt dat ik meteen een nieuwe begon. En ik kan met gepaste trots zeggen dat het vijf jaar later bijna af is.

Die laatste zin vraagt om wat extra toelichting.

de sjaal voor vriendin
Toen ik het eerste sjaaltje aan het halen was merkte ik dat het een heel prettig meeneemproject was. Alles wat ik mee hoefde te nemen waren een bolletje dun verloopgaren en een tunische haaknaald. Dit alles paste heel goed in een heel klein plastic tasje.

Het tweede sjaaltje zat dus ook eigenlijk altijd in mijn grote handtas. Ik nam het mee in de bus en trein. Het ging mee naar handwerkbeurzen. Het zat in mijn tas als ik voor onderzoeken of controles naar het ziekenhuis moest, of huisarts, of psycholoog. Eigenlijk overal waar ik verwachte in een wachtkamer te belanden ging het mee naar toe. Heerlijk als een beetje vertier tijdens het verpozen.



Het gevolg was wel dat er maar zelden lekker aan werd doorgewerkt. Thuis kwam het niet uit de tas. De tijd tussen de overstappen in de trein was vaak net wat kort om even lekker te installeren met een handwerkje. En de tijd in de wachtkamers ging vaak sneller voorbij dan ik doorhad. De enige periode dat ik er wel flink aan doorwerkte was toen jongste in het ziekenhuis lag met een gesprongen blindedarm.

 

Eind vorig jaar vond ik dat ik eens wat projecten moest gaan afmaken. Er lagen teveel UFO’s (UnFinished Objects). En zo kwam het sjaaltje weer eens uit zijn tas. Ik bekeek het eens goed en schrok een beetje.

Aan het hele project was duidelijk te zien dat daar met zeer veel intervallen aan was gewerkt. Het verschil in hand van haken was enorm. Sommige stukken waren redelijk strak, andere juist heel los. Het enige stuk wat er echt goed uitzag was het deel wat ik die dagen aan het bed van jongste had gehaakt. Ik nam een rigoureus besluit en haalde de hele boel uit en begon opnieuw.

 

Toen vorige week de foto van sjaaltje een voorbij kwam had ik net de tweede bol aangehecht. Het schiet dus best aardig op al is het voor mijn doen een behoorlijk monnikenwerk.

Het garen is dun waardoor er vele steken en meters in een paar centimeter haakwerk gaan.

Het is slagwerk maar dan van het soort waarbij je niet iets anders kan doen. Waar ik bij het meeste rechttoe rechtaan haakwerk tv kan kijken kan ik hier mijn blik niet van af wenden.

Het patroon is zo opgebouwd dat de toeren steeds langer worden. Hierdoor duurt het steeds langer voor er weer een kleine euforie is dat er weer een rij af is.

 

Gelukkig vind ik het tunisch haken echt erg leuk om te doen. Wat ook fijn is, is dat het sjaaltje echt heel mooi en zacht en soepel wordt. Daardoor lukt het me streng voor mezelf te zijn. Eerst dit sjaaltje af en dan pas beginnen met wat nieuws.

Dat wordt trouwens wel doorwerken want het volgende project is een Make a Long en start op 10 februari.

de sjaal voor vriendin