woensdag 31 oktober 2012

Paniek!


De eerste paniekaanval die ik heb gehad dateert al van enkele jaren geleden, maar ik herinner me nog elk detail. Ik kan het zelfs na al die tijd nog voelen.
Het was een dag als alle andere in een erg drukke periode in ons leven. Ik zat ’s avonds met een vriendin op msn en ik was aan het vertellen over de komende dag. Terwijl ik zat te typen kreeg ik het plots heel warm, ik begon te zweten en ik voelde mijn hart steeds sneller en duidelijker gaan kloppen. Ik voelde mijn hart letterlijk in mijn keel kloppen. Maar het meest opvallende was dat mijn armen en handen heel erg begonnen te trillen. Ik kon ze niet meer onder controle krijgen. Ik schrok me helemaal rot.
Mijn vriendin had al snel door dat ik me helemaal niet jofel voelde en zo goed en kwaad als dat ging met mijn trillende handen vertelde ik haar wat er met me gebeurde. Haar conclusie was dat dit erg klonk als een paniekaanval.
Mijn vriendin leidde me terug in het gesprek tot het punt waarop de aanval begon. We kwamen uit op het punt waarop ik vertelde dat ik de volgende dag tussen de drukke bedrijven door ‘even’ op en neer moest naar Steenwijk om de middelste op te halen. Ik voelde daar zoveel tijdsdruk en ‘moeten’ dat ik bij de gedachte er aan al in paniek raakte. Haar advies was glashelder. Naar de dokter en rap een beetje.

Braaf als ik ben volgde ik haar advies op. Maar natuurlijk wel pas nadat ik eerst naar Steenwijk was gereden. Tijdens de rit merkte ik dat ik in een extreme staat van alertheid verkeerde. Ik had nog nooit zoveel gezien achter het stuur. Ook was ik me erg bewust van mijzelf. Mijn ademhaling was gejaagd, mijn rug verkrampt en mijn handen trilden. Toen ik in Steenwijk was realiseerde ik me pas dat ik misschien wel heel alert leek maar dat ik me van de rit zelf weinig kon herinneren.
Nog steeds in opperste staat van bewustzijn deed ik wat ik moest doen en reed weer naar huis. Ik vertelde manlief wat er was gebeurd. Ook hij kwam tot de zelfde conclusie als mijn vriendin de vorige avond. Dat was een paniekaanval en ik moest maar eens naar de huisarts.
Bij de huisarts was het eigenlijk hetzelfde verhaal. Ook hij kwam vrij snel tot de conclusie dat ik twee paniekaanvallen had gehad en na wat uitleg over ons leven van dat moment was zijn diagnose: naar depressie neigende overspannenheid door externe factoren. Het klonk prachtig maar het vervolg was minder. Hij wist geen oplossing. Voor pillen vond hij het a. te vroeg en b. geen oplossing voor mij.

Een diagnose rijker kwam ik weer thuis. Wat nu? Mijn leven was nou eenmaal zoals het was. De zorg voor onze drie kinderen vroeg op dat moment heel veel, maar daar viel niets aan te doen. Ik kon natuurlijk besluiten dan geen energie te steken in dingen als pgb-indicaties en cluster-4-aanvragen, maar dat zou me uiteindelijk in de kont bijten omdat de zorg die we voor onze kinderen verder zou worden verzwaard. Ik kon ook moeilijk de tijdrovende therapie van onze jongste stopzetten.
Het enige wat ik echt kon doen was kiezen om een dag in de week in de laatste twee dingen energie te steken. En om mezelf echt vrije tijd te geven mocht ik tijdens schooltijd ook niks aan het huishouden doen.
Natuurlijk was dit bij lange na niet genoeg om mezelf op de rit te krijgen maar mijn lijf schoot me te hulp. Ik kreeg zeer ernstige rugklachten. Zo ernstig dat ik niet meer kon autorijden. En omdat hulp vragen niet mijn sterkste kant is hield ik de logistiek van ons gezin eens flink tegen het licht. En toen ons een cursus voor de oudste werd aangeboden zou ik dat het op dat moment niet kon. Toen men vond dat de middelste in therapie moest heb ik nee gezegd. De belasting voor het gezin en voor mij zou te hoog worden. Toen men vond dat ik maar met een kind naar Hoogeveen moest voor een afspraak heb ik gezegd dat ik best een afspraak wilde maar alleen als die in Meppel was. Kortom, ik leerde nee zeggen.

Dankzij bovenstaande en een cursus ELW ging het stukje bij beetje beter met me en de herinnering aan de paniekaanvallen verdween naar de achtergrond. Tot ruim een jaar geleden.

Zoals altijd speelde er weer van alles in ons gezin. We hadden brand gehad, we zaten in een tijdelijke woning, we lieten ons huis repareren, kregen te maken met schade-experts, aannemers, verzekeringen en keuzes over onze woning. Ondertussen was ons drukke gezin ook gewoon zijn drukke zelf.
In deze periode reed ik weer eens naar Steenwijk toen ik mij plots besefte dat ik wel heel alert in mijn spiegels keek. Ik voelde een bekende spanning in mijn rug. Ik begon het warm te krijgen en te zweten. Mijn handen en armen begonnen te trillen. Ik voelde dat mijn ademhaling gejaagd werd en probeerde deze onder controle te krijgen. Ik keek en mijn spiegel en zag een Mercedes met haast aankomen. Het moment dat deze Mercedes mij passeerde raakte ik compleet in paniek. Ik wilde niet meer verder rijden! Ik wilde de auto stilzetten en heel hard wegrennen.
Mijn voet hing al boven het rempedaal toen ik besefte dat het intrappen van de rem geen handig idee is als je op de snelweg rijdt. Op de automatische piloot wist ik de parkeerplaats bij school te bereiken. Zonder nadenken zette ik de auto stil en stapte uit. Goddank, ik was achter het stuur weg. Ik voelde mijn hartslag naar beneden gaan. Het zweten stopte en eindelijk trilden mijn handen een beetje minder. Ik was zo opgelucht dat ik niet meer hoefde te rijden dat ik toen de jongens aan kwamen lopen pas besefte dat ik ook nog weer terug moest. Op dat moment greep de angst me bij mijn keel, nestelde zich in mijn buik en zette zich vast.
Ik ben terug gereden, heb de auto op de parkeerplaats gezet en heb 6 weken niet meer gereden. Toen begon het mezelf te ergeren dat mijn angst mij blokkeerde. Op een dag heb ik mezelf gedwongen met de auto boodschappen te gaan doen. Dat was een klein stukje maar wel een goede stap. Ik rijd steeds vaker zelf weer ergens heen maar lange afstanden (boven de 30 kilometer) of de snelweg op durf ik nog steeds niet. De gedachte alleen al is genoeg om mijn hartslag te doen stijgen en het irritante getril van mijn handen op te roepen.

Vandaag moest ik naar Steenwijk. Zoals altijd reed ik eerst een stuk binnen door en was van plan net als altijd de parallelweg van de snelweg te volgen. Toen ik de afslag naderde sloeg de schrik me om het hart. De parallelweg was afgesloten! Mijn brein blokkeerde en ik kon niks anders meer denken dan:”Ik moet de snelweg op. Ik heb geen keus. Ik moet.”
Peentjes zwetend heb ik dat gedaan. Elke meter mezelf bemoedigend en aansporend legde ik de paar kilometer af. Trots, opluchting en angst vermengden zich toen ik onder aan de afrit stond. Ik had het gedaan. Ik had het gehaald. O mijn god, ik moest ook nog weer terug.
De terugweg ging redelijk. Ik begon al te hopen dat ik vandaag misschien wel een trauma had doorbroken. En toen kwam de afslag. Een afslag die dienst doet als in- en uitvoegstrook. Op deze strook reed een vrachtwagen die wilde invoegen, gevolgd door meerdere auto’s die op de uitvoegstrook bleven. Weinig ruimte, veel snelheidsverschil, weinig tijd. Ik stond op het punt bruusk op de rem te trappen toen ik het heldere inzicht kreeg dat dàt in ieder geval niet zou gaan werken. Ik heb me in het gat tussen de invoegende vrachtwagen en de achter opkomende auto’s weten te frommelen maar wist al dat ik in die ene fractie de verkeerde beslissing had genomen toen ik in mijn paniek vaart minderde.

Thuisgekomen voelde ik hoeveel dit ritje van me had gevergd. Ik was helemaal kapot. Ik heb mezelf gedwongen wat te eten en ben toen naast manlief (nachtdienst) gekropen. Ik heb mijn verhaal gedaan en ben in slaap gevallen. Toen ik wakker werd wist ik een ding zeker. Of ik wil of niet, morgen moet ik weer.

maandag 22 oktober 2012

Even voorstellen?


Binnenkort, op 18 november, is de boekpresentatie van ‘Het Keerpunt’. In dit boek is een verhaal van mij opgenomen, dus dat is best een spannende gebeurtenis voor mij.
Het meedoen aan een verhalenwedstrijd was een enorme stap. Noem me laf, maar ik vind het nogal eng om beoordeeld te worden. Maar ik heb mijn angst aangestaard en besloten toch mee te doen.
De euforie dat ik iets ingestuurd had was al groot, maar deze werd ruimschoots overtroffen door de euforie die ik voelde toen ik las dat een verhaal van mij in de bundel opgenomen zou worden. Mijn onzekerheid kreeg een mooie opdoffer.

Aangemoedigd door het behaalde succes nam ik me voor om, als ik de kans zou krijgen, tijdens de presentatie iets voor te dragen. En ja hoor, op zekere dag kwam de vraag welke mensen dat zouden willen doen en of die zich wilden aanmelden. Ik heb een uurtje getwijfeld en toen mezelf tot de orde geroepen. Hier was de kans, nou moest ik hem niet voorbij laten gaan. Ik heb mij dus aangemeld.

Sinds de aanmelding probeer ik mij gedegen voor te bereiden. Eerst maar eens een verhaal selecteren. En dat is al een moeilijkere klus dan ik van tevoren had bedacht.
Ik heb mijn verhalen allemaal doorgelezen. Ik heb hulp ingeroepen van vrienden. Ik heb een aantal verhalen laten afvallen, maar ik heb nog geen flauw idee welke ik ga voordragen.
Tot zover dus mijn grondige voorbereiding. Mij kennende zit ik in de trein nog te twijfelen en zal ik voor de deur een keer diep ademhalen en dan kiezen welke het wordt.

Maar geloof me, dat is niet eens het deel van de voorbereiding waar ik me het meest druk over maak. En nee, dat is ook niet de reis, ook niet de aankleding of het kapsel. Nee, wat mij het meest bezig houdt, is een vraag die ik een paar dagen geleden kreeg gemaild. Er werd gevraagd of ik even een stukje tekst hoe ik wilde worden aangekondigd wilde mailen.
Mijn eerste gedachte was:”Zeg maar: humorloos, onzeker, tactloos en kan niet tegen kritiek.” Ik bedacht me al snel dat dat geen uitnodigende tekst om eens lekker te gaan luisteren naar een voordracht.
Eigenlijk is zo’n aankondiging gewoon bedoeld om de voordrager even voor te stellen. Maar hoe wil ik dan wel worden aangekondigd? Wil ik verteld hebben waarom ik fictie ben gaan schrijven? Wil ik verteld hebben wie ik ben en wat ik zoal doe in het dagelijks leven? Zal ik het gewoon houden op de tekst in de bio van mijn blog? Of zal dat dan weer te kort zijn? Ben ik dan stiekem niet te hard bezig met mysterieus zijn?


Ik ben er nog niet uit. Wie had gedacht dat zo’n klein stukje tekst me zo lang bezig zou houden?