zaterdag 19 mei 2012

De huwelijksnacht waar ieder van droomt


Vandaag is het acht jaar geleden dat Paul en ik zijn getrouwd. We hadden geen enorm grote of kostbare bruiloft, meer een heel erg leuk feest met fantastische toeters en bellen om te vieren dat we tien jaar samen waren. En zoals het een bruiloft betaamt hangt er een anekdote aan vast.
Omdat we al een koopwoning en drie kleine kinderen hadden was ons budget beperkt. Er waren maar een paar dingen die we per sé wilden op onze trouwdag. Ik wilde een trouwjurk en Paul wilde een trouwauto. De trouwauto leverde al een enorme anekdote op maar deze wil ik bewaren voor een andere keer. De anekdote die ik nu wil delen heeft alles te maken met (trouw)kleding.
In een vlaag van romantiek hadden we besloten dat we onze kleding voor elkaar geheim zouden houden. Omdat ik nogal nieuwsgierig ben en mezelf dan niet altijd in de hand kan houden hing Pauls pak bij zijn moeder thuis. Om nog een vleugje traditie toe te voegen besloot hij zich daar om te kleden en mij dan thuis op te halen.
En dus stapte Paul ’s morgens in zijn oude spijkerbroek de deur uit om de trouwauto op te halen en naar zijn moeder te gaan. Hij had een tas bij zich met wat toiletspullen, zijn schoenen en een jas. Het was het hele voorjaar al koud geweest dus wie weet had hij ‘m nog wel nodig.
Anderhalf uur en twee metamorfoses later zagen we elkaar weer. Ik vond hem prachtig, hij mij gelukkig ook. Ook het weer, de trouwauto en het bloemetje waren prachtig. Het werd helemaal onze dag.
Van tevoren hadden we bedacht dat we aan het eind van het feest met een taxi naar huis zouden gaan. Een bevriend stel wilde hier niets van weten en stond erop ons naar huis te brengen. Het zal rond twee uur zijn geweest toen we de straat in reden. Waarom weet ik niet maar ik vroeg vrij plots aan Paul:” Waar heb jij je sleutels? Die van mij liggen namelijk thuis.” Paul keek even opzij en zei toen gortdroog:”In mijn broekzak natuurlijk, maar wel in die van mijn spijkerbroek.” En toen stond de auto stil op de parkeerplaats.
Terwijl ik uitstapte liet ik mijn gedachten rondgaan over hoe we nu binnen moesten komen. Eerst probeerde Paul via het kattenluik de grendels van de achterdeur eraf te krijgen. Helaas lukte dit niet. We liepen naar de voorkant van ons huis. Hé, het raam boven het tochtportaal staat een stukje open. Paul stond in een mum van tijd in zijn trouwpak op het tochtportaal om te kijken of het raam een stukje verder open kon zodat hij daardoor naar binnen kon klimmen. Maar helaas, ook dit lukte niet. Vervolgens zag ik hem met een schuin oog kijken naar het raam van de kamer daarnaast. Niet dat hij daar vanaf het tochtportaal bij kon komen maar ik zag hem al kijken naar de stevigheid van de dorpelstenen. Terstond verbood ik hem om het überhaupt te proberen op zijn gladde puntschoenen en niet al te nuchtere hoofd.
Toch een tikje beteuterd kwam hij weer van het tochtportaal af.We dachten even na en kwamen tot de conclusie dat er nog 2 andere mensen een sleutel van ons huis hadden, mijn moeder en mijn schoonmoeder. Omdat onze chauffeuse toch wel een tikje moe was werd de eerste optie al vrij snel verworpen, maar mijn schoonmoeder woont maar een paar straten verderop, dus daar wilde ze wel heen rijden.
We stapten allemaal weer in de auto en reden naar de flat waar mijn schoonmoeder woont. Helaas, ondaks herhaaldelijk aanbellen en telefoneren werd noch mijn schoonmoeder noch haar vriend wakker. Daar stonden we dan. Net getrouwd, moe van het feesten, in onze trouwkleding. Onze vrienden wisten nog een oplossing, met hun mee naar huis.
Wij hebben onze huwelijksnacht dus doorgebracht op het logeermatras bij onze vrienden thuis. En na een korte nacht mochten wij ons weer in ons trouwkloffie hijsen om bij mijn schoonmoeder de sleutels op te gaan halen. Nog zie ik haar gezicht toen ze nog enigszins slaapdronken de deur open deed en ons zag staan. Stomverbaasd is nog zacht uitgedrukt.

vrijdag 4 mei 2012

Jan


Vandaag is het vier mei. Een dag zoals we allemaal weten waarop we gedenken. Zelf denk ik elke vier mei even aan een man die ik voor het gemak Jan zal noemen. Waaraan zal Jan denken vandaag? Zal hij denken aan alle gruwelen die er zijn gebeurt? Of zal Jan op een dag als deze denken aan de man die zijn vader was?
Jan is de zoon van een man die fout was. Zo fout dat het verzet hem midden op de dag op straat heeft doodgeschoten. Jan was dertien maanden oud. Jan heeft zijn vader dus nooit gekend. Jan heeft nog nooit een foto gezien van zijn vader. Na de oorlog had zijn moeder ze allemaal verbrand, want die foto’s konden vragen oproepen. En van vragen kon je moeilijkheden krijgen.Jan heeft nooit verhalen gehoord over zijn vader. Daar werd niet over gesproken want daar kwamen alleen maar moeilijkheden van.
Als kind had Jan weinig speelkameraadjes. Ouders wilden hem niet binnen hebben. En eigenlijk wilden ze ook niet dat hun kinderen met hem omgingen. Tenslotte was hij toch het kind van een zwarthemd. Toen hij een keer wel een vriendje had waar hij welkom was, verbood zijn moeder het contact. De ouders van het kind waren NSB-ers geweest, daar kon hij maar beter uit de buurt blijven.Jan leerde dus altijd voorzichtig te zijn en vooral te zwijgen. En dat zwijgen leerde hij heel goed.
Ondanks zijn eenzaamheid was Jans leven niet ongelukkig. Hij had een goed stel hersens en kreeg de kans door te leren. Na zijn studie vond hij al snel een goede baan en hij trouwde met een verstandig meisje wat verder keek dan haar neus lang was en hem niet veroordeeld om zijn vader. Ook haar familie stelde geen vragen. Ze wisten heel goed wie hij was maar vonden dat hij geen schuld had aan de keuze van zijn vader.
De relatie met zijn moeder was een ander verhaal. Hun relatie was gebaseerd op voorzichtigheid. Natuurlijk hielden ze van elkaar maar er was geen vanzelfsprekendheid in hun contact, voorzichtig als ze waren geen vragen te stellen of vragen op te roepen. Maar buiten de zus van zijn vader waren ze elkaars enige familie. Soms voelde het alsof ze tot elkaar veroordeeld waren door haar liefde voor de verkeerde man. Als ze sterft is er naast verdriet dan ook zeker een gevoel van opluchting.
Hoe anders is het contact met zijn tante. Het is een levenslustige, actieve vrouw. Ze komt geregeld langs en dat is altijd een gezellige boel. Ze is gek op zijn kinderen en vertroeteld ze ernstig. Ze kan goed overweg met zijn vrouw en als ze er is zitten ze geregeld tot laat bij elkaar te kletsen en te ginnegappen.Ze hebben het over van alles en nog wat, behalve over zij ouders en over politiek. Daar weigert tante over te spreken.
Ondanks dat tante al dik in de tachtig is rijdt ze nog geregeld het hele land door om langs te gaan bij vrienden en kennissen. En juist dit wordt haar fataal. Ze is 87 als haar auto wordt aangereden en ze direct overlijdt. Als enige nog levende familie voelt Jan zich verplicht haar huis leeg te ruimen. Samen met zijn vrouw rijdt hij naar haar huis om deze klus te klaren. Tante is een echte verzamelaar dus ze vrezen dat het wel eens een grote kan zijn. De kinderen hadden aangeboden mee te gaan maar dat had hij afgeslagen. Waarom wist hij niet, maar zijn gevoel zei hem dat hij ze er niet bij wilde hebben. En al bij de eerste la die ze opentrekken weet hij dat hij er goed aan heeft gedaan.
De eerste la zit vol met fotoboeken. Fotoboeken gevuld met jongens en meisjes in uniformen. En in een van die fotoboeken een foto van een jongeman in een zwarthemdenuniform. Hij schrikt zich het leplazerus en gooit het boek aan de kant. Hij wil het niet weten. Wat je niet weet kan je ook niet vertellen. En als hij iets zeker weet is dat hij dit nooit aan iemand zal vertellen. Daar komen alleen maar problemen van. Zijn gemoedstoestand wordt er niet beter op als zijn vrouw correspondentie vind. Brieven van lang geleden tot aan nu. Brieven aan mensen die tante vroeger heeft gekend en nog steeds tot haar dierbaarste vrienden rekent. Vrienden die net als haar broer de foute keus hadden gemaakt in de oorlog. De herinneringen die hij nooit heeft gehad zijn hem teveel. De schok van het besef dat zijn vader echt fout was en er echt verkeerde ideeën op na hield is groot. Maar niet zo groot als het besef dat zijn dierbare, lieve tante net zo fout was.
Jan en zijn vrouw hebben alles vernietigd. Al het bewijs moest verdwijnen. Ze willen geen enkel aandenken aan deze mensen. Dat ze door bloedbanden verbonden zijn valt niet uit te wissen anders hadden ze dat ook vast en zeker gedaan. Niet voor hen zelf, niet voor de doden, maar voor de toekomst. Hun kinderen moeten vrij van dit juk kunnen opgroeien. Het mag niet zo zijn dat hun kinderen alsnog door de fouten van hun voorouders worden veroordeeld.
Ik ken Jan en elke vier mei denk ik eventjes aan hem. Omdat ik me afvraag of  hij zich ooit vrij kan voelen van de schande.