woensdag 20 mei 2015

Tranendal

En dan zo ineens komt het binnen. Spontaan voel ik dat ik een hartinfarct heb gehad. Zo uit het niets besef ik dat het even kantje boord is geweest. Zomaar ben ik heel verdrietig dat ik vanaf 28 maart voor de rest van mijn leven hartpatiënt zal zijn. En ik voel me plots heel erg alleen.

Het rare is dat het niet echt in de lucht hing. Ik heb het totaal niet zien aankomen. Het heeft me echt overvallen. En niet alleen mij. Ik zie manlief ook geregeld even met een peinzend hoofd mijn kant opkijken. Ik zie ‘m gewoon denken: ”Waar komt dat nou plotseling vandaan? Het ging toch juist net weer goed?”
 En dat is ook zo. Het gaat nu eindelijk de goede kant op. Mijn hartslag in rust is eindelijk mooi laag. De bloeddruk is nog wel af en toe een beetje hoog, maar structureel lager dan hij was. Ik kan weer in een redelijk tempo fietsen. Ik doe weer zelf de boodschappen. Ik ben zelfs al weer lekker wezen shoppen (pfieuw, wat is dat vermoeiend zeg!).Alles wijst er op dat het lichamelijk heel erg goed gaat.


Maar waarom moet ik dan zo huilen als iemand zegt dat alles wel weer goed komt? Waarom geloof ik niet dat ‘alles’ goed zal komen? Waarom zoek ik plotseling op hoe lang er gemiddeld zit tussen een eerste en een tweede hartinfarct? Waarom ben ik plots zo bang dat ik niet oud ga worden?


Misschien ligt het wel aan het weer en hebben meer mensen last van een dipje. Misschien is dit wel iets wat hoort bij het verwerkingsproces. Of misschien voel ik me wel zo omdat ik een geboren aansteller en zwartkijker ben. Hoe het ook zij, van mij mag het snel weer overwaaien want ik word zo ontzettend verdrietig van al mijn gesnotter.

zaterdag 9 mei 2015

dinges,jeweetwel,dat ene

Het is zes weken geleden dat ik in het ziekenhuis terecht kwam met een hartinfarct. Het revalidatietraject is volledig op de rails gezet. Ik merk dat ik lichamelijk goed vooruit ga. Bijlange na niet zo snel als ik zou willen, maar dat geldt voor wel meer dingen.
Ook de revalidatie van het psychische deel is volop in beweging. Ik merk dat ik nog lang geen vrede heb met wat mij is gebeurd. Ik slinger nog steeds heen en weer tussen ongeloof, boosheid en verdriet. Geen spoor te bekennen van berusting. Laat staan acceptatie of aanvaarding. (Jaja, de psychologie van verwerking is ook al voorbij gekomen. Minder herkenning en confrontatie dan bij de voorlichting van Maatschappelijk Werk.)

Nu roept vast iedereen dat dat normaal is. Dat iedereen op zijn/haar eigen tempo zoiets verwerkt. Dat ik het tijd moet geven. Dat het vanzelf wel goed komt. Dat ik niet zoveel van mezelf moet verwachten of zelfs eisen.
Ja. Jullie hebben helemaal gelijk. Ik weet het. Ik zeg die dingen ook tegen mezelf. En toch valt het me vies tegen hoeveel tijd dit alles kost. Heel vies. Ik had heel graag meer gekund dan me nu lukt.
Ik had graag morgen gaan kijken bij oudste die morgen mee doet aan de Survival Run in Havelte, maar ik kan die afstanden nog niet lopen of fietsen en al helemaal niet in dat tempo.
Ik had graag zelf het huishouden weer gedaan. Nou ja, ik bedoel, mijn steentje bijgedragen aan wat meer dan wat wasjes, af en toe een vaat en het schrijven van de boodschappenbriefjes.

Helaas loop ik niet alleen tegen de lichamelijke beperktheid en de emotionele achtbaan op. Er zijn nog wat hinderlijke dingetjes waar ik last van heb sinds die bewuste zaterdag zes weken geleden.
Zo heb ik behoorlijk last van concentratieproblemen. Schrijven is een zware opgave. Bloggen lukt met voldoende tijd en geduld, maar fictie is even geen optie. Ik ben continu de verhaallijn kwijt. Iets waardoor ook lezen erg lastig is. Net zoals films kijken. Of series met een soort van plot. Lang leve Jessica Fletcher. Dat is zo eenduidig, eenvoudig en heerlijk simpel dat zelfs ik het snap.
Haken gaat wel, maar zodra de steek ingewikkelder wordt dan in elke steek een stokje gaat het echt stukje bij beetje. Ik moet het vaak aan de kant leggen, zeer veel controleren, heel vaak tellen en ik begin een ster te worden in toeren uithalen.

Waar ik ook tegen aanloop is dat ik heel slecht tegen prikkels kan. Bandje kijken is leuk, maar veel mensen om me heen en harde muziek aan mijn hoofd vergt al zoveel van me dat sociaal doen of dronken mensen er niet meer bij kunnen. En dat blijkt nog minstens een dag lang door te werken.

Maar het allervervelendst vind ik toch dat ik moeite heb met het vinden van woorden. Voor iemand die zichzelf zeer talig vindt, een uitgebreide woordenschat heeft, voor bijna elk woord wel een synoniem kan spuien en een woordkeuze kan doen gebaseerd op subtiele verschillen tussen die synoniemen, een ware straf.
Dat ik veel moe ben is onprettig. Dat ik weinig energie heb niet fijn. Dat ik met moeite wat basisdingen kan doen in het huishouden is niet leuk. Dat ik om iets leuks te kunnen gaan doen mijn mannen extra klussen moet laten doen omdat ik anders te weinig puf heb voelt zwaar ongemakkelijk. Maar dat alles vind ik minder erg dan het niet kunnen vinden van de woorden die uitdrukken hoe al die andere irritante dingen me doen voelen.


zondag 3 mei 2015

Swingen en meer

Het is een wisselvallige week geweest. Niet alleen voor wat betreft het weer, maar vooral ook qua humeur. Ik swing wat af tussen tranen in de ogen en lach, tussen zwaar geërgerd en giebelend om mijn eigen gedrag.

Op Koningsdag ben ik behoorlijk passief. Ik hang wat voor de tv en vind mezelf heel erg zielig. Maar ergens in de middag ben ik mezelf zat. Ja natuurlijk kan ik blijven hangen en mezelf zielig vinden, maar ik kan ook proberen mezelf aan te zwengelen en op de fiets even naar de stad gaan. Ben ik dan na een half uur moe, dan ben ik na een half uur moe. Maar van passief hangen en alles maar laten wezen word ik ook niet beter.
Ik ben inderdaad op de fiets gestapt en samen met de twee jongste mannen naar de stad gefietst. Zij hebben zich even flink uitgeleefd op de opblaasbare hindernisbaan terwijl ik met vriend Jan die ik daar tegenkwam een bier dronk. En ja, ik was na een uur heel moe, maar wat was dat een lekker biertje.

Ook de dagen er na swing ik wat af. De ene keer letterlijk, de andere keer ernstig figuurlijk. Maar toch voelt het als een vooruitgang. Tot die tijd voelde ik namelijk vooral gelatenheid. ‘Een infarct? O,goh.’
“Ben ik geschrokken?  Geen idee eigenlijk.’
‘O het was een ‘serious event’? Goh, dat is me wat.’
‘Maatschappelijk werk valt zeer aan te bevelen? Nou vooruit, dan doen we dat.”

Alles was onwerkelijk. Alles voelde onwerkelijk. Eigenlijk was ik gevoelsmatig met stomheid geslagen. En dat is doorbroken. Weg is de stilte in mij als iemand mij vraagt hoe het gaat. Maar daardoor komt er ook weer ruimte voor echte vrolijkheid en oprecht genieten. En dat zal ook vast wel weer in proportie schieten.

Donderdag begint het echte revalidatiewerk. In de ochtend is er een voorlichtingsbijeenkomst. Best confronterend dat slechts twee van de twaalf aanwezige hartpatiënten vrouw is. En over leeftijd hebben we het maar helemaal niet meer.
Ook de film die we kijken is behoorlijk confronterend. Misschien niet meteen op dat moment maar al op weg naar de auto hebben manlief en ik een diepgaand gesprek wat dit infarct tot nu toe met mij heeft gedaan. Ik benoem zelfs voor het eerst mijn zorgen over mijn gelatenheid, mijn tja-het-zal-allemaal-wel-gevoel en mijn irritatie dat iedereen zo nodig moet vertellen dat ik ze zo heb laten schrikken en ik me nog verontschuldig ook.

’s Middags mag ik fysiek aan de bak bij mijn eerste bewegingssessie. Het valt me niks tegen. Het fietsen gaat me redelijk af, al voel ik de bovenbenen flink. Het daarop volgende spelmoment (knotsenhockey) gaat ook goed al ben ik af en toe iets te fanatiek en moet ik even een tandje terug schakelen. Na afloop ben ik behoorlijk bezweet en dat schijnt heel goed te zijn. En de spierpijn de volgende dag bevestigt nogmaals dat ik flink mijn best heb gedaan.