Het is zes weken geleden dat ik in het ziekenhuis terecht
kwam met een hartinfarct. Het revalidatietraject is volledig op de rails gezet.
Ik merk dat ik lichamelijk goed vooruit ga. Bijlange na niet zo snel als ik zou
willen, maar dat geldt voor wel meer dingen.
Ook de revalidatie van het psychische deel is volop in
beweging. Ik merk dat ik nog lang geen vrede heb met wat mij is gebeurd. Ik
slinger nog steeds heen en weer tussen ongeloof, boosheid en verdriet. Geen spoor
te bekennen van berusting. Laat staan acceptatie of aanvaarding. (Jaja, de
psychologie van verwerking is ook al voorbij gekomen. Minder herkenning en
confrontatie dan bij de voorlichting van Maatschappelijk Werk.)
Nu roept vast iedereen dat dat normaal is. Dat iedereen op
zijn/haar eigen tempo zoiets verwerkt. Dat ik het tijd moet geven. Dat het vanzelf
wel goed komt. Dat ik niet zoveel van mezelf moet verwachten of zelfs eisen.
Ja. Jullie hebben helemaal gelijk. Ik weet het. Ik zeg die
dingen ook tegen mezelf. En toch valt het me vies tegen hoeveel tijd dit alles
kost. Heel vies. Ik had heel graag meer gekund dan me nu lukt.
Ik had graag morgen gaan kijken bij oudste die morgen mee
doet aan de Survival Run in Havelte, maar ik kan die afstanden nog niet lopen
of fietsen en al helemaal niet in dat tempo.
Ik had graag zelf het huishouden weer gedaan. Nou ja, ik bedoel,
mijn steentje bijgedragen aan wat meer dan wat wasjes, af en toe een vaat en
het schrijven van de boodschappenbriefjes.
Helaas loop ik niet alleen tegen de lichamelijke beperktheid
en de emotionele achtbaan op. Er zijn nog wat hinderlijke dingetjes waar ik last
van heb sinds die bewuste zaterdag zes weken geleden.
Zo heb ik behoorlijk last van concentratieproblemen. Schrijven
is een zware opgave. Bloggen lukt met voldoende tijd en geduld, maar fictie is
even geen optie. Ik ben continu de verhaallijn kwijt. Iets waardoor ook lezen
erg lastig is. Net zoals films kijken. Of series met een soort van plot. Lang
leve Jessica Fletcher. Dat is zo eenduidig, eenvoudig en heerlijk simpel dat
zelfs ik het snap.
Haken gaat wel, maar zodra de steek ingewikkelder wordt dan
in elke steek een stokje gaat het echt stukje bij beetje. Ik moet het vaak aan
de kant leggen, zeer veel controleren, heel vaak tellen en ik begin een ster te
worden in toeren uithalen.
Waar ik ook tegen aanloop is dat ik heel slecht tegen
prikkels kan. Bandje kijken is leuk, maar veel mensen om me heen en harde
muziek aan mijn hoofd vergt al zoveel van me dat sociaal doen of dronken mensen
er niet meer bij kunnen. En dat blijkt nog minstens een dag lang door te
werken.
Maar het allervervelendst vind ik toch dat ik moeite heb met
het vinden van woorden. Voor iemand die zichzelf zeer talig vindt, een
uitgebreide woordenschat heeft, voor bijna elk woord wel een synoniem kan
spuien en een woordkeuze kan doen gebaseerd op subtiele verschillen tussen die
synoniemen, een ware straf.
Dat ik veel moe ben is onprettig. Dat ik weinig energie heb
niet fijn. Dat ik met moeite wat basisdingen kan doen in het huishouden is niet
leuk. Dat ik om iets leuks te kunnen gaan doen mijn mannen extra klussen moet
laten doen omdat ik anders te weinig puf heb voelt zwaar ongemakkelijk. Maar
dat alles vind ik minder erg dan het niet kunnen vinden van de woorden die
uitdrukken hoe al die andere irritante dingen me doen voelen.