Van nature ben ik geen pessimistisch mens. Sterker nog,
ik word soms moe van mijn eigen optimisme. Mijn neiging altijd een lichtpuntje
te zoeken. Mijn behoefte iets positiefs uit alle situaties te halen.
Hoe raar het ook klinkt. Juist dit optimisme kan me af
en toe zeer depressief laten voelen. Soms kost het zoveel moeite een goede kant
ergens van te zien dat het veel energie kost het koste wat het kost te vinden.
Negatief =
1) Afbrekend 2) Beklagend 3) Kleiner dan nul 4) Kritisch en afwijzend 5) Licht
en donker, omgekeerd aan het origineel 6) Nee 7) Niet positief 8) Omgekeerd
lichtbeeld 9) Onaardig.
Misschien is het wel mijn neurotische dwang naar
optimisme die me zo afkerig maakt van negativiteit. Ik kan daar zo slecht
tegen. Van die personen waar alleen maar negatieve opmerkingen uit komen. Mensen
die het altijd slechter hebben dan een ander. Mensen die het licht eigenhandig
opslokken omdat ze geen lichtpunten willen.
Hiermee bedoel ik natuurlijk geen mensen met een
depressie. Dat zijn meestal mensen die heel graag licht willen zien maar het
niet kunnen vinden. Nee, ik bedoel van die mensen die altijd net even zieker
zijn, net iets ergers meegemaakt en net iets harder last hebben van wat dan
ook. Van die mensen die een ander niets gunt. Geen licht, geen groter verdriet,
geen ernstigere aandoening, niets wat aandacht of sympathie zou kunnen
wegleiden van de negativeling.
Soms ben ik bang dat ik zelf zo’n persoon ben. Er is namelijk
best wat op ons pad geweest. Ik heb aardig wat vervelende ziektedingetjes. Om
over de zorgen rond onze kinderen maar te zwijgen.
Soms ben ik bang dat ik een lichtslurper ben, een zwart
gat, een negatieve pessimist. Maar dan weet ik me gelukkig altijd te herinneren
dat ik daarvoor teveel op een mot lijk. Ik stort me altijd vol overtuiging op
elk lichtpunt wat ik kan vinden. Er is voor mij altijd hoop. Soms tegen beter
weten in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten