De
eerste paniekaanval die ik heb gehad dateert al van enkele jaren geleden, maar
ik herinner me nog elk detail. Ik kan het zelfs na al die tijd nog voelen.
Het
was een dag als alle andere in een erg drukke periode in ons leven. Ik zat ’s
avonds met een vriendin op msn en ik was aan het vertellen over de komende dag.
Terwijl ik zat te typen kreeg ik het plots heel warm, ik begon te zweten en ik
voelde mijn hart steeds sneller en duidelijker gaan kloppen. Ik voelde mijn
hart letterlijk in mijn keel kloppen. Maar het meest opvallende was dat mijn
armen en handen heel erg begonnen te trillen. Ik kon ze niet meer onder
controle krijgen. Ik schrok me helemaal rot.
Mijn
vriendin had al snel door dat ik me helemaal niet jofel voelde en zo goed en
kwaad als dat ging met mijn trillende handen vertelde ik haar wat er met me
gebeurde. Haar conclusie was dat dit erg klonk als een paniekaanval.
Mijn
vriendin leidde me terug in het gesprek tot het punt waarop de aanval begon. We
kwamen uit op het punt waarop ik vertelde dat ik de volgende dag tussen de
drukke bedrijven door ‘even’ op en neer moest naar Steenwijk om de middelste op
te halen. Ik voelde daar zoveel tijdsdruk en ‘moeten’ dat ik bij de gedachte er
aan al in paniek raakte. Haar advies was glashelder. Naar de dokter en rap een
beetje.
Braaf
als ik ben volgde ik haar advies op. Maar natuurlijk wel pas nadat ik eerst
naar Steenwijk was gereden. Tijdens de rit merkte ik dat ik in een extreme
staat van alertheid verkeerde. Ik had nog nooit zoveel gezien achter het stuur.
Ook was ik me erg bewust van mijzelf. Mijn ademhaling was gejaagd, mijn rug
verkrampt en mijn handen trilden. Toen ik in Steenwijk was realiseerde ik me
pas dat ik misschien wel heel alert leek maar dat ik me van de rit zelf weinig
kon herinneren.
Nog
steeds in opperste staat van bewustzijn deed ik wat ik moest doen en reed weer
naar huis. Ik vertelde manlief wat er was gebeurd. Ook hij kwam tot de zelfde
conclusie als mijn vriendin de vorige avond. Dat was een paniekaanval en ik
moest maar eens naar de huisarts.
Bij
de huisarts was het eigenlijk hetzelfde verhaal. Ook hij kwam vrij snel tot de
conclusie dat ik twee paniekaanvallen had gehad en na wat uitleg over ons leven
van dat moment was zijn diagnose: naar depressie neigende overspannenheid door
externe factoren. Het klonk prachtig maar het vervolg was minder. Hij wist geen
oplossing. Voor pillen vond hij het a. te vroeg en b. geen oplossing voor mij.
Een
diagnose rijker kwam ik weer thuis. Wat nu? Mijn leven was nou eenmaal zoals
het was. De zorg voor onze drie kinderen vroeg op dat moment heel veel, maar
daar viel niets aan te doen. Ik kon natuurlijk besluiten dan geen energie te
steken in dingen als pgb-indicaties en cluster-4-aanvragen, maar dat zou me
uiteindelijk in de kont bijten omdat de zorg die we voor onze kinderen verder
zou worden verzwaard. Ik kon ook moeilijk de tijdrovende therapie van onze
jongste stopzetten.
Het
enige wat ik echt kon doen was kiezen om een dag in de week in de laatste twee
dingen energie te steken. En om mezelf echt vrije tijd te geven mocht ik
tijdens schooltijd ook niks aan het huishouden doen.
Natuurlijk
was dit bij lange na niet genoeg om mezelf op de rit te krijgen maar mijn lijf
schoot me te hulp. Ik kreeg zeer ernstige rugklachten. Zo ernstig dat ik niet
meer kon autorijden. En omdat hulp vragen niet mijn sterkste kant is hield ik
de logistiek van ons gezin eens flink tegen het licht. En toen ons een cursus
voor de oudste werd aangeboden zou ik dat het op dat moment niet kon. Toen men
vond dat de middelste in therapie moest heb ik nee gezegd. De belasting voor
het gezin en voor mij zou te hoog worden. Toen men vond dat ik maar met een
kind naar Hoogeveen moest voor een afspraak heb ik gezegd dat ik best een afspraak
wilde maar alleen als die in Meppel was. Kortom, ik leerde nee zeggen.
Dankzij
bovenstaande en een cursus ELW ging het stukje bij beetje beter met me en de
herinnering aan de paniekaanvallen verdween naar de achtergrond. Tot ruim een
jaar geleden.
Zoals
altijd speelde er weer van alles in ons gezin. We hadden brand gehad, we zaten
in een tijdelijke woning, we lieten ons huis repareren, kregen te maken met
schade-experts, aannemers, verzekeringen en keuzes over onze woning.
Ondertussen was ons drukke gezin ook gewoon zijn drukke zelf.
In
deze periode reed ik weer eens naar Steenwijk toen ik mij plots besefte dat ik
wel heel alert in mijn spiegels keek. Ik voelde een bekende spanning in mijn
rug. Ik begon het warm te krijgen en te zweten. Mijn handen en armen begonnen
te trillen. Ik voelde dat mijn ademhaling gejaagd werd en probeerde deze onder
controle te krijgen. Ik keek en mijn spiegel en zag een Mercedes met haast
aankomen. Het moment dat deze Mercedes mij passeerde raakte ik compleet in
paniek. Ik wilde niet meer verder rijden! Ik wilde de auto stilzetten en heel
hard wegrennen.
Mijn
voet hing al boven het rempedaal toen ik besefte dat het intrappen van de rem
geen handig idee is als je op de snelweg rijdt. Op de automatische piloot wist
ik de parkeerplaats bij school te bereiken. Zonder nadenken zette ik de auto
stil en stapte uit. Goddank, ik was achter het stuur weg. Ik voelde mijn
hartslag naar beneden gaan. Het zweten stopte en eindelijk trilden mijn handen
een beetje minder. Ik was zo opgelucht dat ik niet meer hoefde te rijden dat ik
toen de jongens aan kwamen lopen pas besefte dat ik ook nog weer terug moest.
Op dat moment greep de angst me bij mijn keel, nestelde zich in mijn buik en
zette zich vast.
Ik
ben terug gereden, heb de auto op de parkeerplaats gezet en heb 6 weken niet
meer gereden. Toen begon het mezelf te ergeren dat mijn angst mij blokkeerde.
Op een dag heb ik mezelf gedwongen met de auto boodschappen te gaan doen. Dat
was een klein stukje maar wel een goede stap. Ik rijd steeds vaker zelf weer
ergens heen maar lange afstanden (boven de 30 kilometer) of de snelweg op durf
ik nog steeds niet. De gedachte alleen al is genoeg om mijn hartslag te doen
stijgen en het irritante getril van mijn handen op te roepen.
Vandaag
moest ik naar Steenwijk. Zoals altijd reed ik eerst een stuk binnen door en was
van plan net als altijd de parallelweg van de snelweg te volgen. Toen ik de
afslag naderde sloeg de schrik me om het hart. De parallelweg was afgesloten!
Mijn brein blokkeerde en ik kon niks anders meer denken dan:”Ik moet de snelweg op. Ik heb geen keus. Ik
moet.”
Peentjes zwetend heb ik dat gedaan. Elke meter mezelf
bemoedigend en aansporend legde ik de paar kilometer af. Trots, opluchting en
angst vermengden zich toen ik onder aan de afrit stond. Ik had het gedaan. Ik
had het gehaald. O mijn god, ik moest ook nog weer terug.
De terugweg ging redelijk. Ik begon al te hopen dat ik
vandaag misschien wel een trauma had doorbroken. En toen kwam de afslag. Een
afslag die dienst doet als in- en uitvoegstrook. Op deze strook reed een
vrachtwagen die wilde invoegen, gevolgd door meerdere auto’s die op de
uitvoegstrook bleven. Weinig ruimte, veel snelheidsverschil, weinig tijd. Ik
stond op het punt bruusk op de rem te trappen toen ik het heldere inzicht kreeg
dat dàt in ieder geval niet zou gaan werken. Ik heb me in het gat tussen de
invoegende vrachtwagen en de achter opkomende auto’s weten te frommelen maar
wist al dat ik in die ene fractie de verkeerde beslissing had genomen toen ik
in mijn paniek vaart minderde.
Thuisgekomen voelde ik hoeveel dit ritje van me had gevergd.
Ik was helemaal kapot. Ik heb mezelf gedwongen wat te eten en ben toen naast
manlief (nachtdienst) gekropen. Ik heb mijn verhaal gedaan en ben in slaap
gevallen. Toen ik wakker werd wist ik een ding zeker. Of ik wil of niet, morgen
moet ik weer.