woensdag 24 juli 2013

Gekkies



Enige weken geleden gingen manlief en ik een avondje naar Carré met Theo en Sandra. Het dreigde mooi weer te worden en dus  een dag van tevoren werd besloten van een avondje Carré een dagje Amsterdam te maken. Een middagje struinen op de Albert Cuyp, een terrasje pikken, een lekker hapje eten en dan ’s avonds Herman van Veen bewonderen. Prima plan!
Zaterdagochtend gingen we goed voorbereid op weg. De tank vol, de blaas leeg en wat te bikken voor onderweg. Alles om voorbij Zwolle maar niet bij een tankstation te hoeven stoppen. Want natuurlijk weet iedereen in het Oosten dat voorbij Zwolle de randstad begint, dat daar enkel nog Westerlingen wonen en ze daar westerse prijzen, fratsen en bekken hebben. Allemaal dingen waar je niet zomaar aan blootgesteld wilt worden.
De heenreis verliep voorspoedig. Toen we een tijdje onderweg waren kregen we bericht dat Theo en Sandra ook in de auto zaten en de Tomtom goed ingesteld hadden gekregen, er kon eigenlijk niks meer mis gaan. Natuurlijk was dat te optimistisch gedacht.

Vlak voor de afslag naar de P+R-plaats bij een stadion van een niet nader te noemen voetbalclub kreeg ik plots een berichtje “P+R-plaats dicht!” Helaas reden we net de invoegstrook naar de parkeergarage op en was er geen doorrijden meer aan. We besloten onze auto neer te zetten en aan parkeerbeheer te vragen waar we nu naar toe konden. Vijf minuten later reden we een euro lichter en wat informatie rijker de parkeergarage weer uit. Er scheen ‘s avonds een concert te zijn van een of ander Amerikaans ouwelullenbandje(Toto) en daar werden veel mensen verwacht dus werd het P+R-gedeelte afgesloten. We konden uitwijken naar Olympisch Stadion, maar die was volgens de laatste berichten vol dus konden we beter naar Zeeburg rijden. Zeeburg een zou wel al vol zijn,maar Zeeburg twee was nog nagenoeg leeg. Al navigerend (lang leve google maps) berichtte ik de andere mensen van ons reisgezelschap. We spraken af elkaar te ontmoeten op Zeeburg twee.
Enkele minuten later kreeg ik het bericht “Jullie zijn er bijna” Spiedend keek ik om me heen.Maar nergens zag ik het bekende knalroze autootje. Ik berichtte terug “waar is jullie roze blikkie dan?” Het antwoord was verhelderend. Ze waren vandaag met het blauwe autootje! Wat mij frappeerde was dat ze onze auto hadden herkend. Ik bedoel, deze mensen staan er om bekend hun eigen auto maar nauwelijks te herkennen op een volle parkeerplaats. Ik kreeg dan ook hele visioenen van hun gesprek.
-He daar rijden Paul en Cindy!
-Waar?
-Daar. Ze hebben toch zo’n blauwe auto?
-Oh ja? Dat weet ik eigenlijk niet.
-Ja, dat zijn ze hoor.
-Weet je het zeker?
-Ja joh, dat moeten ze wel zijn. Zo’n kleine rooie en daarnaast zo’n lange met een kuif. Dat zijn ze hoor!

Afijn, ik dwaal af. We arriveerden dus ongeveer tegelijkertijd op Zeeburg Twee. Na enig onderzoek bleek dat we vanaf Zeeburg Een met de tram naar de stad konden. We begonnen te lopen. Na nog een vloekpartij omdat het toiletgebouw buiten gebruik was, stapten we in de tram naar C.S. Daar aangekomen ging ik naarstig op zoek naar een werkend toilet (ik was toch al minstens twee uur niet geweest) en de rest ging proberen uit te vogelen hoe we op de Albert Cuyp moesten komen. En verhip, toen ik met een lege blaas terug kwam huppelen waren ze er al achter.

Er volgde een leuke slenterpartij langs diverse kraampjes en stalletjes, waarbij Sandra en ik de meest geweldige creaties, tassen, leesbrillen en jurken zagen en de heren een beetje verveeld achter ons aan draafden. Een echt winkelmiddagje zeg maar. Hun opluchting dat we na de markt vooral nog zin hadden om ons op een terrasje te vleien was dan ook groot.
Na een knap staaltje navigeren van Theo en Sandra en een nog knapper staaltje navigatie negeren van manlief en mij kwamen we bij een terras tegenover het Amstel-hotel. De koffie was er lekker, het zonnetje zeer aangenaam en het uitzicht niet vervelend. En toch klopte er iets niets. Op een paar amechtig op een dranghek hangende fans van Barbra Streisand na, hadden we helemaal geen gekkies gezien. Niet een vreemde vogel. Niet een opzichtig of opvallend persoon. En dat was opvallend.
 Iedereen die wel eens met Theo op pad is geweest weet dat hij een gekkies-magneet is. Hij verzeilt altijd in een situatie met een minder normaal persoon. Het lijkt er  verdacht veel op dat ze met busladingen achter hem aan reizen. Behalve vandaag dan. Zouden ze gedacht hebben dat Amsterdam zijn eigen voorraad paradijsvogels had? Echt druk maakte ik me er niet om. We zaten midden in Amsterdam en elke provinciaal weet dat het daar stikt van de gekkies. We zouden er vast nog wel een tegenkomen.

Maar de gekkies lieten op zich wachten. Tijdens een wandeling langs de Amstel kwamen we enkel toeristen tegen. Bij het eten zagen we enkel wat poeners (volk dat geld heeft en dat graag laat weten) voorbij komen en in Carré het publiek wat je eigenlijk wel bij een voorstelling van Herman van Veen verwacht. En toen gingen we met de tram van Carré naar centraal station.

Toen de tram bij het goedgevulde perron aankwam was hij al aardig vol. Een snelle blik na het instappen vertelde ons dat er geen zitplaatsen meer vrij waren en we besloten met zijn vieren op de aangewezen staanplaatsen te blijven. Toen de tram vertrok bleek dat we midden in een gesprek tussen een vrouwenstem achter Theo en een mannenstem anderhalve meter links van mij te staan. De vrouwenstem was er zo een die je je indenkt als je aan een Amsterdams oud viswijf denkt. De mannenstem was er een van een beschonken watje wat zich niet langer door vrouwen op de kop wil laten zitten.
‘Ja, het was best gezellig zo met jou’, klonk het vanachter Theo.
‘Ja he’, antwoordde de stem links van mij.
 ‘Ja best gezellig hoor, maar nu is het al laat he’, kwam er achter Theo’s rug vandaan.
‘Ja behoorlijk laat. Zal ik je zo effe naar huis lopen?’, klonk de mannenstem.
‘Waarom zou je dat doen? Dat is helemaal niet nodig. Het was gezellig en daar blijft het bij!’, bitste de vrouw.
‘En waarom zou ik niet effe met je meelopen? Dat kan toch wel?’ sprak de man gepikeerd.

We keken elkaar eens aan en probeerden om beurten een glimp op te vangen van de gesprekspartners maar veel meer dan een rollator bij de vrouwenstem en een lichtgekleurd jasje met daarin een in elkaar gedoken persoon ontdekte ik niet. Ondertussen was de toon van het gesprek tussen beiden een stuk minder gezellig geworden. Er werd wat over en weer gemopperd en gefoeterd, waarna er een ijskoud zwijgen van beide kanten volgden. Enigszins smoezend bespraken we met elkaar waar we nou getuige van waren. Een niet echtelijke ruzie, een misverstandje tussen drinkemaatjes, een blauwtje of was er nog iets anders aan de hand? Echt hardop durfden we niet te praten omdat alles luid klonk in het met ijzige stilte gevulde tramstel. Gelukkig waren we al bijna bij centraal station. Plots klonk daar weer de vrouwenstem: ‘Ach weet je wat, loop mij maar effies naar huis. Drinken we eerst nog wat in het café en dan breng je me netjes thuis.’

 Ik keek even snel naar links en zag daar het lichtgekleurde jasje zich opgelucht oprichten. Het mannetje, groot was hij zeker niet, stond op. We bleken bij de halte te zijn. We stapten uit de tram en konden het geen van vieren laten om te kijken wat voor mensen bij dit gesprek hoorden. Ik  ving nog net een glimp op van een mopperend vrouwtje achter een rollator met naast haar een iel mannetje wat druk en bezorgd kijkend bezig was de rollator over de tramrails te tillen. En de mooiste  korte broek  ik ooit gezien heb met de pijpje fladderend in de wind om twee knokige beentjes. Gelukkig wist ik al waar het toilet in de buurt  van het centraal station was.

2 opmerkingen:

  1. Hahahahaha, heeeeel treffend! De zoete herinneringen komen gelijk weer opzetten.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. ik ben ook best wel trots op mijn geheugen. Ik beleefde het tijdens het schrijven helemaal opnieuw!

      Verwijderen