maandag 9 september 2013

De gevonden foto

Vorige week zocht ik een foto voor iemand. Tijdens deze zoektocht kwam ik heel veel foto’s tegen die ik eigenlijk alweer vergeten was. Ik werd helemaal gelukkig van deze foto’s en de herinneringen die ze opriepen maar een foto sprong eruit. Hoewel ik heel blij was de foto tegen te komen, riep deze gemengde gevoelend op.
Paul en Cindy, Koninginnedag 1994 (eigen bezit)
De foto in kwestie is genomen op Koninginnedag 1994. Manlief en ik staan er samen op. Zielsgelukkig en stapelverliefd. Mooi dus. Maar het had weinig gescheeld of deze foto had niet bestaan kunnen hebben. Hij is namelijk genomen in mijn ziekenhuisperiode en eigenlijk had ik die dag gewoon in het ziekenhuis moeten doorbrengen.

Ik lag al twee weken in het ziekenhuis toen er wederom allerlei onderzoeken werden gedaan. Tijdens de onderzoeken klonken er tevreden geluiden uit de specialisten. De ontstekingen in mijn darmen waren wat minder hevig geworden, het bloedbeeld was met sprongen vooruit gegaan en mijn gewicht was niet meer alarmerend laag. Voorzichtig begon ik te hopen dat ik naar huis zou mogen.
Na twee dagen onderzoeken kwam de afdelingsinternist langs om de resultaten van de onderzoeken te bespreken en bevestigde de positieve berichten. Toen ik hem hoopvol vroeg of dit betekende dat ik eindelijk naar huis mocht, keek hij mij meewarig en hoofdschuddend aan. Hoewel ik op de goede weg was, moest ik er op rekenen dat ik nog wel een maand in het ziekenhuis moest blijven. Het bloedbeeld moest eerst acceptabele waarden laten zien, de ontstekingen moesten tot rust zijn gekomen en ik moest nog minstens tien kilo aankomen. Die boodschap sloeg mij helemaal uit het lood. Niet alleen mocht ik niet naar huis, maar ik moest ook nog eens veel langer blijven dan ik van tevoren ooit had bedacht!
Het eerste uur was ik volledig lamgeslagen. Ik lag als een zombie in bed. Tijdens het bezoekuur deed mijn moeder hard haar best de relativiteit van een maand te laten inzien maar het lukt haar niet om tot me door te dringen.
Toen ik na het bezoekuur terugkwam op de afdeling stortte ik in. Ik vluchtte naar de grote hal waar ik alleen was en begon te huilen. En ik bleef huilen. Af en toe kwam er iemand langs lopen die vol medelijden naar me keek, maar gelukkig liet iedereen me met rust. Ik wilde namelijk helemaal niet getroost worden. Ik wilde zwelgen in mijn ellende, me onderdompelen in verdriet over het onrecht wat mij door mijn eigen lijf werd aangedaan, ik wilde huilen tot ik niet meer bestond.
Na twee uur bedaarde ik een beetje en voelde dat ik behoefte had aan troost. Ik keek op de klok en wist dat manlief(toen nog vriendlief) klaar moest zijn met werken. Ik gooide wat muntgeld in de telefoon en belde. Zijn moeder nam op. Helaas, hij was nog niet thuis, maar als ik tien minuten later weer zou bellen was hij er vast en zeker. Toen ik vijf minuten later weer belde nam hij zelf de telefoon op en het eerste wat hij vroeg was: ”Nou, mag je naar huis?” En weer brak ik.
Nog geen tien minuten later was hij bij me, hield me vast en liet me huilen.

Mijn instorting was niet onopgemerkt gebleven. De verpleegkundigen van de afdeling zijn wezen kijken hoe het met me ging en of ze iets konden doen. Er was er zelfs een die me die avond beneden een kop thee bracht. Tijdens de dienstwissel heeft de nachtploeg ons zien zitten. Ze leefden met me mee. Ze namen het op in hun rapportage.
De volgende dag was ik nog steeds hevig teleurgesteld maar ging het wel al een stuk beter met me. Tenminste, tot iemand me hielp herinneren dat ik voorlopig nog moest blijven. Dan moest ik vechten tegen de tranen en het verdriet. Zo kwakkelde ik de dag tussen huilbuien en opklaringen door.
Aan het eind van de middag kwam mijn eigen internist de kamer binnen lopen. Ik was verbaasd toen bleek dat hij voor mij kwam. Ik wist toch al hoe het er voor stond. Nog verbaasder was ik dat hij bleek te weten hoe heftig ik had gereageerd op het nieuws dat ik niet naar huis mocht. Meerdere mensen hadden hun zorgen daarover tegen hem uitgesproken. En dus had hij nieuws. Ik mocht niet naar huis, maar zolang het goed met me ging, ik er voor zorgde dat ik in een straal van vijf kilometer om het ziekenhuis bleef en als ik, zodra er iets veranderde of verslechterde direct naar het ziekenhuis kwam, mocht ik op weekendverlof.
Deze voor mij zo bijzondere foto is genomen op de eerste zaterdag van dit eerste weekendverlof.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten