maandag 6 april 2015

Voor je rust moet je niet in het ziekenhuis zijn

Op zaal begint het ziekenhuisleven te kabbelen. Na het eten ga ik eindelijk zeer uitgebreid douchen (netjes op een douchestoel hoor). Wanneer ik terug kom op zaal liggen de medeliggers allemaal tv te kijken. Zelf heb ik nog steeds geen afstandsbediening omdat ik tot nu toe veel te moe was om naar een schermpje te gaan liggen staren. Dit is de eerste keer dat ik het een soort van mis. Maar tegelijkertijd heeft het douchen veel energie gekost en is het slimmer dat ik even een dutje ga doen voor het bezoekuur weer begint.
Tijdens het bezoekuur laat ik mijn oudste zonen een afstandsbediening en vers fruit halen zodat ik na het bezoekuur even kan kassie loeren. Maar lang kan ik mij niet concentreren dus mooi op tijd sluit ik mijn ogen voor een redelijke nacht slaap.

De dinsdag kabbelt rustig door. Buiten een verpleegkundige met een folder over de hartrevalidatie en een hartecho gebeurt er weinig rond uw persoontje, al wordt er voorzichtig op gezinspeeld dat u de volgende dag naar huis mag.
Op zaal wisselen twee dames het ziekenhuis in voor hun eigen huis. De lege plekken die ze achter laten worden in de loop van de dag ingenomen door twee heren.
Zo sukkelt de dag een beetje door. En het begint te beklemmen. Het ritme wat net niet mijn ritme is. Het net niet vrijuit kunnen bewegen. Het continu in de gaten worden gehouden. Het gebrek aan privacy. Het niet onbeschaafd in mijn blote kont in bed kunnen liggen. Het misschien morgen naar huis mogen heeft de heimwee wakker gemaakt. Eerst deze dag maar weer door.
In de middag komt mijn huisarts even aanwaaien. Hij blijkt enorm aangedaan door mijn zeer onverwachte hartinfarct. We praten even kort over wat er is gedaan en wat er nog gedaan moet worden al zal dat vast niet veel zijn want volgens zijn overzicht ga ik de volgende dag naar huis. Wanneer de huisarts al op de hoogte is gebracht is de kans dat ik niet naar huis mag wel heel klein. Goed nieuws dus.

In de avond maakt de hele zaal zich al op tijd op om naar bed te gaan. Maar helaas komt er een flinke kink in de kabel. Een van uw zaalgenoten heeft flinke medische aandacht nodig. En dankzij een onwillige arts-assistent moet dit allemaal gewoon op zaal. Zelfs wanneer de nood zo hoog is dat de familie wordt opgeroepen om te waken mag de man niet overgebracht worden naar een andere afdeling. Natuurlijk wens ik de patiƫnt het allerbeste toe maar ondertussen wil ik toch echt weleens mijn bed in. En dat dan liever zonder de twaalfkoppige familie van de medepatiƫnt.
De andere verpleegkundigen die late dienst draaien op de afdeling maken in de gauwigheid een afgedankt kamertje in gereedheid zodat de man, zijn familie en wij op zaal toch nog een soort van rust hebben. Maar voor allen geldt dat het nog lang onrustig blijft.

De volgende ochtend ben ik verbaasd dat ik toch nog wat blijk te hebben geslapen. En er is goed nieuws. De zaalgenoot met wie het zo slecht ging is enorm opgeknapt en komt weer terug naar zaal. Dat is prettig wakker worden!

De rest van de ochtend verloopt alweer behoorlijk rommelig. De arts is al vroeg aan bed maar de vraag of ik naar huis mag blijkt toch net iets minder eenvoudig te beantwoorden dan ik had gehoopt. Het blijkt dat er wordt gewacht op bloeduitslagen omdat ik nog geregeld verhoging heb. Punt is alleen dat er al anderhalve dag geen bloed meer is geprikt. De verpleegster gooit al haar regelneverij in de strijd en binnen het kwartier staat er een prikploeg aan mijn bed. Na een dik uur wordt duidelijk dat naar huis mag bellen want ook al zijn de uitslagen nog niet binnen mag ik gewoon naar huis. Mocht er toch iets van een infectie zijn zal er via de huisarts actie worden ondernomen.
Dat is niet tegen dovemansoren. Ik mag naar huis. Ik mag in mijn eigen bed slapen. Ik krijg rust! En ik ben zielsgelukkig.


2 opmerkingen: